Er zijn in de Engelse taal 12 verschillende manieren om over tijden te praten. Die manieren heten de tenses. De eerste die we gaan bekijken is de present simple.
De present simple gebruik je als je praat over een gewoonte, regelmatige handeling, iets dat nu gebeurt, regels of feiten en een plan of afspraak.
Werkwoorden worden in de present simple zo vervoegd:
Enkelvoud | ||
ik eet | = | I eat |
jij/u eet | = | you eat |
hij eet | = | he eats |
zij eet | = | she eats |
het eet | = | it eats |
Meervoud | ||
wij eten | = | we eat |
jullie eten | = | you eat |
zij eten | = | they eat |
Let op: Zoals je ziet krijgen he/she/it (derde persoon enkelvoud) bij de werkwoorden een s in de tegenwoordige tijd. Na een sis-klank (s, sh, c, ch, x, z) komt er es achter. Bijvoorbeeld: I teach, she teaches.
Let op: Eindigt een werkwoord op een medeklinker + y, dan verandert de y in ies. Bijvoorbeeld: I try, he tries. Eindigt een werkwoord op een klinker + y, dan komt er alleen een s achter het werkwoord. Bijvoorbeeld: I buy, she buys.
Let op: Eindigt een werkwoord op -o? Dan komt er es achter. Bijvoorbeeld: I do, she does. We go, he goes.