Als jij zegt: “Ik ben geen baby.” heb je een ontkenning gebruikt. In het Engels heten ontkenningen negatives.
Je maakt negatives door het woordje not in de zin te zetten. Bij zinnen waar een vorm van to be of een hulpwerkwoord (bijvoorbeeld will, would, should) in staat, maak je een ontkenning door not achter de vorm van to be of het hulpwerkwoord te zetten.
I am not a baby. | Ik ben geen baby. |
She would not do that. | Zij zou dat niet doen. |
He should not eat so much sweets. | Hij zou niet zoveel snoep moeten eten. |
Bij zinnen waar geen vorm van to be of een hulpwerkwoord staat maak je ontkenningen door do not voor het werkwoord te zitten. Bij he, she, it wordt het does not.
I do not play football at home. | Ik speel geen voetbal thuis. |
We do not travel a lot. | Wij reizen niet veel. |
She does not eat vegetables. | Zij eet geen groenten. |
Als zinnen in de verleden tijd staan gebruik je did not voor het werkwoord. Na did of did not komt altijd het hele werkwoord (bijvoorbeeld: to walk, to eat) zonder to.
I walked for ten minutes. | Ik heb tien minuten gelopen. |
I did not walk for ten minutes. | Ik heb geen tien minuten gelopen. |
Zie je dat in de eerste zin walked staat en in de tweede zin walk? Dat komt dus doordat na het woordje did of did not het hele werkwoord zonder to komt.