Als we praten over dingen die op dit moment gebeuren en een tijdje duren, gebruiken we am/is/are + het werkwoord + ing. In het Nederlands noem je het de duurvorm tegenwoordige tijd. In het Engels heet het present continuous en het ziet er zo uit:
Bij werkwoorden die op een -e eindigen verdwijnt de -e eerst. Daarna krijgen ze -ing erachter. Kijk maar naar het woord bake, dat wordt baking.
Bij woorden die op een -c eindigen komt er een -k voor de -ing. Kijk maar naar het woord panic, dat wordt panicking.
Bij sommige woorden komt er een extra medeklinker vóór de -ing. Anders zouden de woorden een heel andere uitspraak krijgen. Voorbeelden zijn:
We kunnen what en een vorm van to be (am, are, is) vooraan in de zin zetten om een vraagzin te maken.