Enkelvoud en meervoud noem je in het Engels singular en plural. Als je iets in het meervoud wil zetten, maak je er dus een plural van. Nou zijn er in het Engels zelfstandige naamwoorden die altijd meervoud zijn, terwijl ze in het Nederlands enkelvoud zijn. Hieronder zie je voorbeelden.
bril | glasses |
trap | stairs |
verrekijker | binoculars |
spijkerbroek | jeans |
buitenwijk | outskirts |
korte broek | shorts |
broek | trousers |
serie | series |
schaar | scissors |
pyjama | pyjamas |
spaargeld | savings |
Je moet opletten dat je in een zin ook altijd meervoud gebruikt wanneer je praat over zo’n woord. Kijk maar: