Probeer eens aan een brug te denken. Met een brug kun je van de ene naar de andere kant komen. Een preposition (voorzetsel) is eigenlijk een soort brug. Kijk maar naar deze zin:
Er moet nog iets tussen. Er moet nog een preposition tussen. De preposition wordt de brug. Een preposition verbindt een noun (zelfstandig naamwoord) of pronoun (voornaamwoord) met de rest van de zin. De noun in onderstaande zin is wallet. Het woordje in verbindt wallet met de rest van de zin. Het woordje in is dus de preposition.
Prepositions staan niet altijd in het midden van de zin. Soms staan ze vooraan in de zin.
Er zijn verschillende soorten prepositions, namelijk prepositions die iets zeggen over de tijd waarop iets gebeurt (time), de plaats van iets (place) en hoe iets is gedaan (movement).
Bij deze uitleg kijken we naar de prepositions of time, oftewel de voorzetsels van de tijd. De onderstaande woorden zijn woorden die prepositions of time kunnen zijn.
in, on, at, before, during, after, since, by, for, till, until, from, from..to, around
Ze kunnen prepositions of time zijn. Het ligt namelijk aan de zin. Het woordje at is bijvoorbeeld een preposition of time in zin 1, maar een preposition of place in zin 2.
Drie belangrijke prepositions of time (at, on, in) worden dus ook gebruikt voor prepositions of place. Als je ze voor prepositions of time gebruikt zijn er de volgende regels: