In deze uitleg leer je hoe je in het Engels bijwoorden (adverbs) gebruikt. Bijwoorden zijn woorden die meer vertellen over het werkwoord, het bijvoeglijk naamwoord, andere bijwoorden of een hele zin.

Het kan bijvoorbeeld antwoord geven op vragen over hoe, waar, wanneer, hoeveel, hoe vaak (how, where, when, how much, how many times). Een voorbeeld:
 
Het bijwoord kan antwoord geven op de vraag hoe (how).

• Liam talks loudly. How does Liam speak? He talks loudly.
• Karen reads slowly. How does Karen read? She reads slowly.

Het bijwoord kan antwoord geven op de vraag wanneer (when) of hoe vaak (how often).

• He always brings his toys to school.
• Nog meer bijwoorden: now, then, tomorrow, always, never, sometimes.

Ook kan het bijwoord antwoord geven op de vraag waar (where).

• Come here please.
• Nog meer bijwoorden: inside, outside, here, there, up, down.

Het bijwoord kan antwoord geven op de vraag in welke mate (to what extent). Dat klinkt moeilijk, maar het zijn woorden zoals: erg, heel, enorm, ontzettend. 

• The sandcastle was extremely big.
• Nog meer bijwoorden: barely, almost, very, extremely.